Hoe kan jouw tuin helpen?

Een tuin is een plek waar we ons graag verschuilen achter hagen en houten schuttingen: een stukje paradijs, helemaal voor onszelf. En Toch:

De optelsom van al onze tuinen kunnen het verschil maken voor de natuur

Bijen op geraniums. Spinnen en kevers door de wilde wingerd, padden die door de openingen in de afsluiting glippen. Mensen hebben eigendommen en daar trekken dieren zich niks van aan. Vanuit het perspectief van pakweg de vlinder is Vlaanderen eigenlijk één grote tuin, waartussen zich toevallig straten, tuinhuizen en trampolines bevinden.

Dat is de idee achter het tuinencomplex, een begrip dat bio-ingenieur en tuin- en landschapsarchitecte Valerie Dewaelheyns lanceerde in haar doctoraat over de strategische waarde van privé-tuinen. Bij de start van haar onderzoek, in 2007, bestond 8 procent van de ruimte in Vlaanderen uit tuinen, intussen is dat 9 procent geworden. Werden daar nog niet bij gerekend: de open zones bij bedrijven en woonzorgcentra, golfterreinen, militaire domeinen, wegbermen, volkstuinen … Dan kom je naar schatting uit op 20 procent.

Wat is een tuinencomplex?

Met het woord ‘tuinencomplex’ wil ze aantonen dat we de tuinen in Vlaanderen kunnen bekijken als een geheel. ’Tuinencomplex’ slaat op het geheel van individuele tuinen en de samenhang daarbinnen, maar ook op het geheel aan tuiniers. Het is iets fysiek en tastbaar, maar tegelijkertijd ook een concept waarover je abstracter kan nadenken. Als je op landschapsschaal naar tuinen begint te kijken, kan je ook beter nadenken over de ecosysteemdiensten die tuinen kunnen leveren.

11% bos en 9% tuinen

Als je dat vergelijkt met wat ons in Vlaanderen rest aan bos (11 procent) en natuurreservaten (3 procent) wordt al snel duidelijk hoe belangrijk tuinen kunnen zijn. ‘Slapend potentieel’, noemt Dewaelheyns ze:

‘We zijn geneigd een tuin te zien als een individueel perceel, waarmee je niet zo heel veel kunt betekenen voor de natuur en het klimaat. Maar als je uitzoomt, dan zie je hoe groot de totale impact van kleine veranderingen in elke individuele tuin zou kunnen zijn. Je hoeft je tuin niet per se met anderen te delen om mee te werken aan een collectief verhaal.’

Machteloosheid tov klimaat

Mensen voelen zich vaak machteloos als het gaat over klimaatverandering en biodiversitei. Maar als je een tuin hebt, kun je altijd het verschil maken. Je kunt een stuk van je terras opbreken om het water beter te laten infiltreren in de bodem, een stuk gazon laten verwilderen, grasmaaisel af en toe laten liggen om zo koolstof in de bodem op te slaan.

Hoe vertellen we dit collectief aan de tuinier?

Willen we mensen informeren over het potentieel van hun tuin, moeten we eerst achterhalen wat er op dit moment al gebeurt in de tuinen. Dat blijft tot nu toe immers een blinde vlek in het onderzoek naar tuinen: welke planten heeft hij, welke producten gebruikt hij, en waarom?

Weldra start het project Mijn Tuinlab op zoek naar antwoorden, via een platform waarop tuiniers zich kunnen registreren en informatie kunnen doorgeven over hun tuin, de samenstelling, en de dieren die er neerstrijken. Een vorm van burgerwetenschap dus, opgezet door tuin+ samen met Natuurpunt en de KU Leuven. Er zijn verschillende types tuiniers en om die allemaal mee te krijgen in dit verhaal moeten we eerst weten hoe die tuinen er nu uitzien en hoe ze onderhouden worden.

Van een strak gazon naar een airco in de tuin

Omdat veel tuinen nog altijd bestaan uit een strak gazon met een kort geschoren haag, is bijna elke ingreep een verbetering, op vele niveaus. Je kunt een boom planten in plaats van airco te voorzien (klimaat), pesticiden vermijden en minder bemesten (ecologie) of het gazon minder maaien (meer biodiversiteit en meer koolstofopslag). Ook hier is nood aan een mentaliteitswijziging. We doen veel uit gewoonte. We komen uit een cultuur van tuinbouwers, we denken dat we moeten bemesten, bekalken, grasmaaien, en het liefst ook alles in nette rijen planten.

Eigenlijk moeten we daar ook een shift maken, en vooral minder doen. Tegelijk moeten we af van de idee dat je alleen met een rommelige tuin de natuur een dienst kunt bewijzen. Je kunt een strakke takkenril voorzien, of je kunt de rand van een bloemenweide toch nog kort maaien. Of je kunt een tuin die aansluit op natuurgebied alleen naar achteren toe wat wilder laten.’